Eenmalige uitkering per 1 januari 2020

Medewerkers die voor 1 januari op de loonlijst stonden en ‘bovenschalig’ zijn, hebben recht op een eenmalige uitkering. Deze medewerkers krijgen per 1 januari 2020 een eenmalige uitkering van 0,75%.

Een bovenschalige medewerker

Medewerkers zijn bovenschalig wanneer ze meer verdienen dan het hoogste loon in de schaal waarin de medewerker is ingedeeld.

De berekening

De uitkering wordt berekend over de som van 12 bruto maandsalarissen exclusief vakantietoeslag over de periode 1 januari 2019 t/m 31 december 2019.
Tot salaris wordt gerekend:

  • Basisloon;
  • Diplomatoeslag;
  • De provisie die verband houdt met individuele prestaties;
  • Vaste toeslagen, waaronder de toeslag voor het werken op bepaalde uren, als de medewerker vast op deze uren werkt.

Daarbij wordt gekeken naar het feitelijke loon dat de medewerker in de periode verdiende. Korting op het salaris door bijvoorbeeld loondoorbetaling bij ziekte of meer salaris door verricht meerwerk moet dus worden meegerekend.

Indien de medewerker na 1 januari 2019 in dienst is gekomen wordt de uitkering berekend over de periode vanaf indiensttreding tot 31 december 2019.

Wanneer komt de medewerker niet in aanmerking voor de eenmalige uitkering?

Wanneer de medewerker in de periode waarover de uitkering wordt berekend een loonsverhoging heeft gekregen, heeft hij geen recht op de eenmalige uitkering. Dit is het geval als je een individuele afspraak hebt gemaakt voor een loonsverhoging of bijvoorbeeld bovenschalige medewerkers mee hebt laten lopen met de cao-loonsverhoging van 1 juli 2019 en/of 1 januari 2020.

Medewerkers die beoordelingsafhankelijk worden beloond en een ‘onvoldoende’ als beoordeling hebben ontvangen, hebben ook geen recht op de eenmalige uitkering.

Delen
woensdag, 1 januari 2020
Delen